Image Alt

Sluiting van de mijnen

Een statische overzicht

De beslissing om alle 12 kolenmijnen in Nederland te sluiten had een grote impact voor de inwoners van Limburg. Plotseling werden mijnwerkers en hun gezinnen met onzekerheden geconfronteerd. Hoewel het duidelijk economische veranderingen veroorzaakte, had het ook gevolgen voor de geestelijke gezondheid van de mensen. Waarom besloot de regering zulke drastische maatregelen te nemen? Wat is er met alle medewerkers van de mijnen gebeurd? Het is een verhaal dat door veel factoren wordt beïnvloed. De onderstaande cijfers geven ons een inzicht om de omvang van het probleem te visualiseren.

KOLENPRODUCTIE IN NEDERLANDSE MIJNEN TUSSEN 1900 – 1974

  • Particuliere mijnen
  • Overheidsmijnen
Steenkool productie in Nederland. Langeweg, S. (2011). Mijnbouw en arbeidsmarkt in Nederlands-Limburg. Hilversum: Verloren.

De kolenproductie in Nederland groeide aanzienlijk vanaf 1900 en piekte tussen 1950-1961. Acht particuliere bedrijven, vaak eigenaren van Belgische, Franse of Duitse afkomst, waren de pioniers van de steenkoolmijnbouw in de regio en exploiteerde de steenkoolmijnen . Na de Tweede Wereldoorlog en door de opkomst van olie en gas als steenkoolvervangers nam de belangstelling voor steenkool af. Dat resulteerde in schommelingen in de productie van steenkool.

 

In de jaren vijftig probeerde de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) productie en prijzen te reguleren. Enkele andere landen en Nederland voldeden niet meer aan de vraag. Goedkopere kolen uit de rest van Europa en de V.S. deden hun intreden en haalden de klanten weg bij de lokale producenten in Limburg. Tegelijkertijd werden gemakkelijk toegankelijke steenkoollagen langzaam kleiner en hierdoor moesten de mijnwerkers dieper graven. Dat betkende dat het steeds moeilijker werd om de steenkool te delven en dit leidde weer tot een stijging van de prijzen.

Nederland verloor zijn concurrentievoordeel en begon kolen te importeren. Later werd ook duidelijk dat olie en gas steenkool zouden vervangen. Ook al waren Koos Andriessen, de christendemocratische minister van Economische Zaken, en eigenaren van particuliere mijnen (die nog steeds winstgevend waren) aanvankelijk tegen het besluit om de mijnen te sluiten. De Nederlandse regering debatteerde echter over de situatie en mogelijke oplossingen sinds eind jaren 50 en in 1965 werd het besluit genomen om de mijnen te sluiten. Door dit besluit was de toekomst van de mijnwerkers erg onzeker.

Het lot van de ex-mijnwerkers

Meer dan een derde van de banen in Limburg verdween met de sluiting van de mijnen. Sociale structuren, die de mijnbouwcultuur ondersteunden, bijvoorbeeld het geloof, dreigden in te storten. De sluiting van de mijnen bracht de hele regio in gevaar, zowel sociaal als economisch. Bovendien leek de identiteit van de regio te verdwijnen, samen met de identiteit van nu werkloze ex-mijnwerkers.

 

De onzekerheid waarmee mijnwerkers en hun gezinnen nu werden geconfronteerd, was niet alleen te wijten aan het verlies van banen, maar ook aan een mogelijke verandering in de sociale structuren in het gebied. Door de mijnbouwcultuur had de Rooms-Katholieke Kerk in het zuiden van Nederland een sterke invloed op sociale evenementen en het dagelijkse leven. Veel feestdagen, evenementen en vieringen werden gedicteerd door de Kerk, die hand in hand liep met mijnbouw. Dit dreigde nu in te storten zonder de steun van de mijnen. Bovendien werd het hele land meer geseculariseerd en kwamen ook deze veranderingen naar de regio. Het verlies van banen en de naderende verandering van de sociale orde vormden een drastische verandering in het leven van ex-mijnwerkers en hun families. Met het verlies van banen kwam ook het verlies van status en vertrouwen. Veel werkloze ex-mijnwerkers vonden het moeilijk hun plaats in de samenleving te herontdekken.

  • Particuliere mijnen
  • Overheidsmijnen
Aantal werknemers in Nederlandse mijnen. S. (2011). Mijnbouw en arbeidsmarkt in Nederlands-Limburg. Hilversum: Verloren.
17

Nieuwe baan of andere vaardigheden

37

Vervroegd gepensioneerd of overleden

46

Werkeloos of werkzaam in sociale werkplaatsen

Het lot van ex-mijnwerkers. Langeweg, S. (2011). Mijnbouw en arbeidsmarkt in Nederlands-Limburg. Hilversum: Verloren.

De Nederlandse regering was van mening dat het haar en niet de plicht van de lokale overheid was om vervangende banen voor de regio te vinden. Vóór de sluiting de overheid specifieke plannen gemaakt in het gebied nieuwe industrieën te vestigen. Zo kregen bedrijven die aan bepaalde eisen voldeden, met minimale eisen gegarandeerde subsidies voor het openen van hun kantoren en/of bedrijven. Bovendien zou men de hele infrastructuur veranderen. De regio zou beter verbonden zijn met het spoor en de snelwegen en de provincie zou nu toeristische trekpleister worden.

Omdat de mijnen geleidelijk zouden sluiten, kregen veel mijnwerkers een baan in andere mijn of ze kregen andere banen binnen de staatsmijnen. Het waren echter vooral de jongeren die deze kansen kregen. Veel oudere mijnwerkers waren vanwege hun gezondheidsproblemen niet meer geschikt om te werken. Hierdoor sloten de mijnen eerder dan verwacht.

Sommige mijnwerkers kregen een nieuwe opleiding en konden werk vinden in andere bedrijven, zoals metaal, textiel, chemie en timmerwerk. Het begin van de jaren zeventig, het moment van sluiting van de mijnen, viel echter samen met de kinderen van de babyboomers die de werkende leeftijd bereikten.

Hierdoor ondervonden ex-mijnwerkers enorme moeilijkheden bij het vinden van een nieuwe baan. Hoewel de overheid investeerde in het creëren van nieuwe banen, werden de sociale aspecten over het hoofd gezien. Veel ex-mijnwerkers, die gewend waren in teams te werken en voor elkaar verantwoordelijk waren hadden nu onbevredigende banen, waardoor hun zelfvertrouwen afnam.

Zoek bijpassende afbeeldingen om te zien in welke bedrijfstakken veel ex-mijnwerkers werk hebben gevonden!

WERKLOOSHEIDSCIJFERS

Ook al leek het erop dat de regering vanuit het oogpunt van werkgelegenheid de sluiting goed afhandelde, de economische recessie bewees dat de oplossingen niet duurzaam waren. Veel ex-mijnwerkers verloren hun nieuwe baan en bedrijven die in de regio waren gevestigd, hebben de recessie niet overleefd. De werkloosheidscijfers groeiden snel tot grote hoogte.

In deze tijden, omdat een groot deel van de ex-mijnwerkers hun plekje niet konden vinden in de nieuwe economische en sociale orde, steeg ook het aantal echtscheidingen en problemen tot het gebruik van verslavende middelen.

De regering besloot haar aanpak te reorganiseren en meer verantwoordelijkheid te delegeren aan lokale instellingen. Limburg richtte zijn eerste afdeling voor economisch beleid op. Deze besloot om in korte tijd meer banen te creëren en ook om de hele economie te herstructureren.

Bovendien heeft men de sociale problemen aangepakt door welzijnsprogramma’s op te starten. Aangezien dergelijke programma’s niet eerder bestonden, was elke gemeente zelf verantwoordelijk voor de uitvoering. Lokale overheden boden ook hulp bij het vinden van werk en het opleiden van laag geletterden. Tegen 1990, vijf jaar na op de eerste plannen, bereikte Limburg dezelfde werkloosheidpercentage als de rest van Nederland.

  • Nederland
  • Limburg
Werkloosheidscijfers. Langeweg, S. (2011). Mijnbouw en arbeidsmarkt in Nederlands-Limburg. Hilversum: Verloren.

Ontdek meer op de website van het Nederlands Mijnmuseum.

Hebt U vragen over het museum, deze website, over het project van de Universiteit van Maastricht of een andere vraag, stuur dan even een bericht.