Geschiedenis van de steenkoolwinning in Limburg
1850-1892
1850-1892
Het begin van de industriële revolutie heeft in Europa de vraag naar kolen doen toenemen. De productie van textiel en staal werd overgenomen door stoommachines, die kolen nodig hadden om te kunnen draaien. In Limburg waren grote steenkoolvoorraden te vinden, waardoor de regio de geschikt was voor mijnbouw. De eerste kleinschalige mijnen, Domaniale en Neuprick, waren al aanwezig in de omgeving van Kerkrade (de mijnstreek van Nederland, z.j..).
1893-1898
1893-1898
Veel van de bekendste mijnen in Limburg waren privémijnen. Om een mijnbouwbedrijf te mogen starten had men toestemming van de overheid nodig. Op 2 mei 1893 kreeg spoorwegindustrieel Sarolea toestemming van de overheid. Niet lang daarna werd begonnen met de bouw van de eerste grootschalige kolenmijn, Oranje-Nassau (de-mijn-geschiedenis-van-Zuid-Limburg., z.j.).
1899-1957
1899-1957
In 1928 waren er in Limburg twaalf mijnen in bedrijf: vier door de staat geëxploiteerd en acht particuliere mijnbedrijven, van vier verschillende eigenaren. In amper twintig jaar tijd hadden de mijnen de zuidoosthoek van de provincie Limburg tot een van de meest geïndustrialiseerde gebieden van Nederland gemaakt. In 1898 werkten er 648 mensen in de Limburgse kolenmijnen. In 1930 bedroeg het totale personeelsbestand van de mijnen bijna 38.000, zestig keer zoveel. In dezelfde periode groeide de totale bevolking van het mijnbouwgebied van 70.000 naar bijna een kwart miljoen (de mijnstreek van Nederland., z.j.).
Op de kaart is de rode lijn de grens tussen Nederland en Duitsland. Elke rode stip verwijst naar een mijn, ON II verwijst bijvoorbeeld naar Oranje-Nassau II. Van bovenaf gezien lagen de mijnen aan de linkerkant van de rode lijn in Nederland.
1958-1964
1958-1964
De mijnbouw kwam vanaf 1958 in een crisis toen mijnen moesten concurreren met buitenlandse mijnen die op een goedkopere manier steenkool konden produceren. De Limburgse mijnbouw hoopte door de mechanisatie van de kolenwinning de arbeidskosten te verlagen. Er werd een nieuwe mijn gebouwd, de Beatrix, die nooit operationeel werd omdat de werken in 1962werden stilgelegd tijdens het afwerken van de laatste schacht (historie van de mijnbouw in Limburg., z.j.).
1965-1974
1965-1974
Op 17 december 1965 stelde de toenmalige minister van Economische Zaken, Den Uyl, een plan voor om de kolenproductie te ontmantelen. Als gevolg hiervan werd eind 1974 de laatste steenkool gewonnen uit het Limburgse gebied en werd de laatste mijn, Oranje Nassau, gesloten. In de tweede helft van de jaren zeventig kende het gebied een recessie. Eind jaren zeventig was het werkloosheidscijfer in Limburg het dubbele van het landelijk gemiddelde. In de mijnstreek had deze economisch moeilijke periode ernstige sociale gevolgen die tot op de dag van vandaag tastbaar zijn (van-groen-naar-zwart-en-weer-terug., Z.j.).